Wordt mijn kind rechts of links?
Monkey Moves blog
Motorische ontwikkeling
Vooraanstaand neuroloog, op het gebied van motorische ontwikkeling Dr. P. Mesker, gaat uit van het principe dat de motorische ontwikkeling verloopt van grof naar fijn. Denk bij grove motoriek aan lopen, kruipen, rollen, zwemmen en zwaaien. Voorbeelden van fijne motoriek zijn schrijven, knippen, ritsen open maken en veters strikken. De motorische ontwikkeling kent volgens Mesker 4 fases:
- 0 tot 3 jaar: Asymmetrische fase
- 3 tot 6 jaar: Symmetriefase
- 6 tot 9 jaar: Lateralisatie fase
- 8 tot 12 jaar: Dominantie fase
Om te kunnen leren, dienen al deze fases te worden doorlopen. Fijne motorische vaardigheden kunnen alleen goed worden aangeleerd als er voldoende bewegingservaring is opgedaan in de eerdere fases. Bij het doorlopen van deze verschillende fases wordt op een gegeven moment ook de voorkeurskant 'gekozen'.
Er zijn ook mensen die helemaal geen voorkeurskant kiezen maar tweehandig en/of tweebenig blijven. Denk aan Wesley Sneijder die met links even goed kon voetballen als met rechts. Dit wordt ambidexter genoemd.
Asymmetrische fase
Deze fase, bij kinderen van nul tot drie jaar, kenmerkt zich door asymmetrische bewegingen, ook wel slurfbewegingen genoemd. Deze bewegingen vinden plaats op basis van spanning en ontspanning, het kind beweegt antagonistisch. Als de linker hand bijvoorbeeld een vuist maakt dan doet de rechter hand precies het tegenovergestelde, namelijk de vingers strekken. Er is in deze fase nog geen controle over de bewegingen, maar deze vorm van bewegen is zinvol omdat veel dagelijkse bewegingen (denk aan lopen) hierom vragen. Tijdens de eerste levensjaren ontwikkelen beide handen en voeten zich gelijk, al komt het weleens voor dat er al een voorkeurskant zichtbaar lijkt. Het ontwikkelen van beide kanten is belangrijk omdat aan beide kanten de spieren sterker moeten worden en de motoriek moet worden ontwikkeld. Wanneer je al een duidelijke voorkeurskant ziet, stimuleer dan ook het gebruik van de andere kant.
Symmetriefase
Deze fase, bij kinderen van drie tot zes jaar, kenmerkt zich doordat bewegingen van de linker- en rechter lichaamshelft elkaars spiegelbeeld zijn. Er is nu sprake van dorso-ventraal-antagonisme. Maakt het kind met de rechterhand een vuist, dan maakt de linkerhand ook een vuist. Deze manier van bewegen is onder meer belangrijk voor het ontwikkelen van een goed 2sgevoel. Rond het derde jaar 'kiest' een kind meestal een voorkeurskant maar het komt ook voor dat beide kanten nog gebruikt worden. Tot ongeveer het zesde jaar wisselen kinderen vaak nog van voorkeurshand of blijven zij tweehandig. Het is in deze fase in ieder geval goed om tweehandige en tweebenige bewegingen te stimuleren. Motoriek wordt aangestuurd door het brein en het brein bestaat uit twee hersenhelften. Deze hersenhelften ontwikkelen zich gelijk als beide kanten van het lichaam veelvuldig gebruikt worden. De duim heeft in deze fase nog geen functie. Het aanleren van bijvoorbeeld een goede pengreep is dan ook nog erg moeilijk. Kinderen ontwikkelen in deze fase echt nog hun grove motoriek. Ze maken grote bewegingen en ze komen bijvoorbeeld bij het springen los van de grond omdat afzetten met beide voeten mogelijk wordt. De bewegingen worden in deze fase steeds fijner gestuurd en beheerst, bij het pakken van een bal wordt deze als het ware eerst nog omarmt en beweegt het hele lichaam nog mee.
Lateralisatie fase
Bij deze fase, die kinderen doorlopen tussen het zesde en negende levensjaar, wordt uiteindelijk de definitieve voorkeurskant 'gekozen'. De ene kant werkt en is dominant en de andere kant assisteert. Aan het begin van deze fase zal een kind een aangereikte bal nog pakken met de hand waar deze voor wordt gehouden, maar aan het einde van deze fase zal het kind dit gaan doen met de voorkeurshand. In deze fase worden er al meer fijne motorische handelingen uitgevoerd. Het kind is nu steeds meer in staat om bewegingen te laten plaatsvinden vanuit de pols en de vingers in plaats vanuit de hele arm. De duim leert in deze fase ook samen te werken met de andere vingers aan de hand. Het is goed om in deze fase het werken met 1 hand te stimuleren, laat je kind dit ook vooral met de voorkeurskant doen. Dit is belangrijk voor de verdere fijne motorische ontwikkeling en het zelfvertrouwen van het kind. Bij het aansturen van een bepaalde kant van je lichaam hoort een aparte hersenhelft. De linkerkant van je lichaam wordt aangestuurd door de rechterhersenhelft en de rechterkant van je lichaam door de linkerhersenhelft. Dit principe heet cerebral lateralisation. De beide hersenhelften hebben bij het aansturen van jouw lichaam beide een eigen taak waarbij de ene kant dominant en de andere kant de helper is.
Leuk feitje: Uit onderzoek blijkt dat sporters die ook de niet-dominante kant trainen, de voorkeurskant sterker verbeteren dan sporters die alleen de voorkeurskant trainen.
Dominantiefase
Bij deze door Mesker als laatst beschreven fase in de motorische ontwikkeling, die plaats vindt bij kinderen tussen de 8 en 12 jaar, is de dominante hersenhelft bepaald. De niet-dominante kant is coöperatief en het kind kan nu meerdere handelingen tegelijk uitvoeren. De voorkeurskant heeft zich in deze fase duidelijk ontwikkeld en gaat allerlei fijne motorische handelingen uitvoeren.
Hoe wordt de voorkeurskant bepaald?
Nu we weten welke fases in de motorische ontwikkeling worden doorlopen alvorens er een voorkeurskant wordt gekozen is het interessant om te kijken welke factoren of welke oorzaken hier aan ten grondslag liggen. Binnen de wetenschap bestaat hier nogal wat onduidelijkheid en discussie over. Er komen echter twee mogelijke oorzaken veelvuldig terug, te weten erfelijkheid en het zenuwstelsel. De invloed van de factor erfelijkheid lijkt daarbij groter dan die van het zenuwstelsel.
Erfelijkheid
Uit onderzoek aan de Rijksuniversiteit in Groningen blijkt dat linkshandige ouders een grotere kans hebben op het krijgen van linkshandige kinderen (26%) dan rechtshandige ouders (10%). De invloed die genetica heeft op het tot stand komen van een voorkeurskant wordt onder meer bepaald door het zogeheten PCSK6-gen, maar enkel het wel of niet hebben van het gen bepaald niet direct de voorkeurskant. Dit is van meerdere genetische factoren afhankelijk.
Zenuwstelsel
We hebben al geconstateerd dat onze motoriek wordt aangestuurd door ons brein, bestaande uit twee hersenhelften. De ontwikkeling van deze hersenhelften lijkt zodoende ook invloed te hebben op het bepalen van de voorkeurskant. Als de linkerhersenhelft zich beter ontwikkeld, dan wordt het kind waarschijnlijk rechtshandig. Bij ongeboren baby's hebben bijvoorbeeld blootstelling aan geslachtshormonen en stress invloed op de ontwikkeling van de hersenen.
Maakt het eigenlijk uit of je kind links of rechts is?
Vroeger werd rechts zijn nog weleens gezien als correcter en werd dit beschouwd als de norm. Daarom werden kinderen die naar links neigden toen nog vaak gestimuleerd om de rechterkant van het lichaam te gaan gebruiken. Tegenwoordig zien we gelukkig in dat dit nergens goed voor is. Toch is de maatschappij, gezien het kleine percentage linkshandigen, vooral gericht op rechtshandigen. Veel voorwerpen zoals scharen en verschillende soorten gereedschap zijn ontworpen voor rechtshandigen en ook schrijven kan lastiger zijn voor linkshandigen, omdat ze tijdens het schrijven met de hand over het geschreven stuk heen wrijven. Maar er zijn ook voordelen voor linkshandigen bekend zoals het hebben van een groter creatief vermogen en een sterker ontwikkeld ruimtelijk inzicht. Ook binnen de sport, waarbij creativiteit op zich vaak al een voordeel kan zijn, zijn er voordelen te noemen voor linkshandigen. Omdat niet iedereen gewend is om het tegen linkshandige of linksbenige tegenstanders op te nemen, komen zij vaker verrassend uit de hoek. Ik vind het als rechtsbenige voetballer zelf ook vaak lastiger om een linkspoot te verdedigen of te passeren. Ook bij bijvoorbeeld honkbal en sporten als tennis, boksen en schermen lijken linkshandigen in het voordeel te zijn.
In het kort
Kijkend naar de verschillende fases die een kind doorloopt met betrekking tot de motorische ontwikkeling zien we dat rond het derde levensjaar meestal een voorkeurskant gekozen wordt. Maar tot het zesde jaar willen ze deze nog wel eens wisselen, wat betekent dat de voorkeurskant van je kind pas definitief vastgesteld kan worden vanaf ongeveer het zesde levensjaar. De voorkeurskant van een kind lijkt zowel tot stand te komen door erfelijkheid (genetisch bepaald) als door de ontwikkeling van de hersenen. Het maakt natuurlijk helemaal niks uit of iemand links of recht is, voor beide zijn zowel voor- als nadelen te noemen, maar uiteindelijk weet je zelf ook niet beter natuurlijk! Vind je het leuk om toch al wat testjes te doen om de definitieve voorkeur van jouw kind te voorspellen?
- De kant waarnaar jouw baby het hoofdje het vaakst draait zou de voorkeurskant van jouw kind kunnen worden.
- Houdt jouw kind een muziekdoosje tegen het rechteroor dan wordt de voorkeurskant waarschijnlijk rechts.
- Vraag je kind om door een lege keukenrol te kijken. Wordt het linkeroog hiervoor gebruikt dan wordt jouw kind waarschijnlijk links.
- Roert jouw kind met een lepel in een bakje met de klok mee dan wordt de voorkeurskant waarschijnlijk rechts.
- Schopt / stopt jouw kind een aanrollende bal met de linkervoet dan wordt de voorkeurskant waarschijnlijk links.
- Tekent en kleurt jouw kind het meest met de rechterhand dan wordt de voorkeurskant waarschijnlijk rechts.